

Verpleegkundige ben je, dag en nacht, overal ter wereld. Dat is net het mooie aan ons beroep. Maar wat als iemand die je graag ziet, ziek wordt? Ben jij dan ook de meest aangewezen persoon om de verpleegkundige zorg op te nemen? Wit-Gele Kruis-verpleegkundigen Isabelle en Mandy vertellen het verhaal van Daniël, de vader van Isabelle. Hoe hij ernstig ziek werd en thuis zorg nodig had. Een verhaal over het recht om, naast verpleegkundige, ook ‘dochter van …’ te zijn.


Regelen en afwegen
Isabelle: “Tegelijkertijd komt de verpleegkundige in je naar boven. Wat wil mijn papa nog? Hoe zorgen we voor maximaal comfort? … Hij gaf aan dat hij graag thuis wilde blijven, zo lang dat voor ons haalbaar was. We richtten de living in voor zijn thuiskomst: de zetels maakten plaats voor een ziekenhuisbed en een bed voor mama. Ook zetten we een rollator en een toiletstoel klaar. ‘Daar gaan we toch niet mee beginnen he, met ne “kakpot”?’ Hij had tijd nodig, maar hij draaide relatief snel bij.
Ook moest er thuisverpleging opgestart worden. Er gingen zoveel vragen door mijn hoofd. Ik moest als verpleegkundige die zorg toch op mij nemen, niet? Maar zou ik mijn eigen vader kunnen wassen? Dit kwam zo dichtbij… Was dit ook praktisch haalbaar? Dankzij enkele verhelderende gesprekken met mijn hoofd zorg Sofie en met collega’s uit het ziekenhuis en bij het palliatief netwerk CODA, besliste ik toch om het Wit-Gele Kruis in te schakelen. Hiermee viel er een last van mijn schouders. Ik kon me nu, net als mijn zus, focussen op mijn rol als dochter."


Terug naar af
Isabelle: “In 2020 werd mijn papa succesvol behandeld voor longkanker. Hij was daarna sneller moe en soms wat vergeetachtig, maar het ging goed met hem … Hij kon weer werken in de tuin. Daar kon hij helemaal in opgaan.
Toen hij zich in september 2023 niet lekker voelde, volgden er heel wat onderzoeken: scans van longen en hersenen en een echo van het abdomen. Hierop was niets te zien. Ze stelden enkel een zouttekort vast. Maar na een PET-scan in december volgde de diagnose: er waren uitzaaiingen in zijn bijnier, pancreas en lymfeklieren. Hij moest opnieuw behandeld worden. De weken erna ging hij steeds verder achteruit. Eind maart herinner ik me zijn gebalde vuisten en zijn tranen toen hij nog maar eens naar het ziekenhuis moest.
Toen ze daar vertelden dat de therapie niet aansloeg en ze alle behandelingen gingen stoppen, kwam dat ongemeen hard binnen. De longarts wond er geen doekjes om: hij verwachtte dat het nog maar drie tot vier weken ging duren. Papa stortte in. En wij met hem.’


Thuis
Isabelle: “We regelden liggend vervoer naar huis. ‘Hier gaat het beter zijn,’ was zijn reactie. Die avond aten we samen frietjes aan de tafel in de living. Zo volgden er nog verschillende momenten, samen met mijn zus en mijn ouders. Net zoals vroeger… Momenten die ik nu koester.
Het feit dat hij niet meer in zijn tuin kon werken, deed hem pijn. Hij ging nog eens met de rollator naar zijn serre om daar op zijn knieën onkruid te plukken. Maar dat was te vermoeiend geworden. Later plantten mijn zus Liesbeth en ik, onder zijn toeziend oog, nog prei en aardappelen.
Hij sprak steeds minder. Maakte dat deel uit van zijn ziekteproces of geraakte hij ontmoedigd? Hij was altijd al een piekeraar geweest. Hij begon steeds meer naar muziek te luisteren. Dat ging van Will Tura over Leonard Cohen tot Adele. Muziek was zijn klein geluk. Misschien maakte dat zijn hoofd wat leeg."

Met zorg en liefde omringd
Mandy kwam als vaste verpleegkundige bijna dagelijks bij Daniël. Zij herinnert zich ook de muziek in huis: “Ik zie hem nog licht wiegend op de muziek aan de lavabo in de keuken. Je voelde gewoon dat hij met veel liefde omringd werd. Hoe zijn vrouw Monique en de rest van de familie dit aanpakten, ik heb het niet vaak gezien dat dat zo mooi liep.’
Het was een mooie samenwerking, niet alleen met de familie. De huisarts kwam wekelijks langs. We werkten nauw samen met CODA. Nachtzorg werd ingeschakeld om het voor Monique haalbaar te houden. En onze referentieverpleegkundige palliatieve zorg en onze nachtverpleegkundigen gaven waar nodig ondersteuning."
Isabelle: "We hadden als familie ook veel aan CODA. Zij vulden de andere zorgverleners heel goed aan. Toen we ons de vraag stelden of de Haldol afgebouwd mocht worden, stemden zij af met de artsen. Toen papa het zwaar kreeg, regelden zij een psycholoog. Ook Mandy kon er altijd voor advies en ondersteuning terecht."


De laatste dagen
Isabelle: “Vanaf woensdag ging het snel achteruit. Die nacht moest mama mijn collega’s van de nachtverpleging inschakelen omdat papa zo onrustig was. Vanaf donderdag wilde hij ook niet meer eten en drinken. Hierdoor kreeg hij zijn zout niet meer binnen. De dokter had ons verwittigd dat het dan ‘snel kon gaan’. Op vrijdag plaatste een collega een spuitdrijver zodat de noodzakelijke medicatie onderhuids kon worden toegediend. Zaterdag is papa met pomp en al nog naar het toilet gegaan. Toen hij naar buiten keek, zag je dat het hem deugd deed dat het goed weer was. Dit was volgens mij een van zijn laatste opflakkeringen. Zondagochtend was hij niet meer aanspreekbaar…"

Isabelle: ‘Toen mijn mama, zus, dochters en ik alleen waren bij papa, werd zijn ademhaling steeds oppervlakkiger, steeds stiller. Christine van CODA sloot kort voor zijn laatste ademhaling bij ons aan. Papa stierf exact om zeven minuten over tien. Ik herinner me nog haarscherp hoe het muisstil werd…"
Zeven over tien
Isabelle was die namiddag in de tuin aan het werk toen haar zus haar riep. Hun vader ademde heel onregelmatig. Isabelle belde naar het Wit-Gele Kruis.
Mandy: “Tijdens mijn verpleegronde kreeg ik telefoon van onze zorgcentrale met de vraag om dringend naar Daniël te gaan. Ter plaatse belde ik enkele keren met CODA om de morfine en Midazolam te verhogen. Nadat ik twee andere patiënten was gaan verzorgen, keerde ik terug. Monique zat in met mijn andere patiënten, maar ik stelde haar gerust. Het comfort van Daniël was nu mijn prioriteit. Ter observatie zette ik me nog een tijdje discreet in de hoek van de kamer. Tijdens een laatste telefonische afstemming met Christine van CODA stelde zij voor om langs te komen. Toen ik vertrok, liet ik mijn telefoonnummer achter met de boodschap dat ze me altijd mochten bellen."
(meer dan) genoeg
Isabelle: "Ik heb lang getwijfeld of ik genoeg heb gedaan. Maar ik besef nu: ik had het niet gekund om de verpleegkundige zorg op te nemen. Ik zat er te veel met mijn gevoel in. En samen met mijn familie, mijn collega’s en al die andere zorgverleners hebben we dat goed gedaan.
Papa is nog tien weken thuis geweest. Hij was goed omringd, tot de allerlaatste seconde. En nu, een jaar later, blijft hij in onze harten. Hij wilde zijn tuinhuis nog opruimen en twee sparren in de tuin kappen. Ondertussen hebben we dat samen met de familie gedaan. Juist zoals hij het gewild had…"






(meer dan) genoeg
Isabelle: "Ik heb lang getwijfeld of ik genoeg heb gedaan. Maar ik besef nu: ik had het niet gekund om de verpleegkundige zorg op te nemen. Ik zat er te veel met mijn gevoel in. En samen met mijn familie, mijn collega’s en al die andere zorgverleners hebben we dat goed gedaan.
Papa is nog tien weken thuis geweest. Hij was goed omringd, tot de allerlaatste seconde. En nu, een jaar later, blijft hij in onze harten. Hij wilde zijn tuinhuis nog opruimen en twee sparren in de tuin kappen. Ondertussen hebben we dat samen met de familie gedaan. Juist zoals hij het gewild had…"



Isabelle: ‘Toen mijn mama, zus, dochters en ik alleen waren bij papa, werd zijn ademhaling steeds oppervlakkiger, steeds stiller. Christine van CODA sloot kort voor zijn laatste ademhaling bij ons aan. Papa stierf exact om zeven minuten over tien. Ik herinner me nog haarscherp hoe het muisstil werd…"
Zeven over tien
Isabelle was die namiddag in de tuin aan het werk toen haar zus haar riep. Hun vader ademde heel onregelmatig. Isabelle belde naar het Wit-Gele Kruis.
Mandy: “Tijdens mijn verpleegronde kreeg ik telefoon van onze zorgcentrale met de vraag om dringend naar Daniël te gaan. Ter plaatse belde ik enkele keren met CODA om de morfine en Midazolam te verhogen. Nadat ik twee andere patiënten was gaan verzorgen, keerde ik terug. Monique zat in met mijn andere patiënten, maar ik stelde haar gerust. Het comfort van Daniël was nu mijn prioriteit. Ter observatie zette ik me nog een tijdje discreet in de hoek van de kamer. Tijdens een laatste telefonische afstemming met Christine van CODA stelde zij voor om langs te komen. Toen ik vertrok, liet ik mijn telefoonnummer achter met de boodschap dat ze me altijd mochten bellen."
De laatste dagen
Isabelle: “Vanaf woensdag ging het snel achteruit. Die nacht moest mama mijn collega’s van de nachtverpleging inschakelen omdat papa zo onrustig was. Vanaf donderdag wilde hij ook niet meer eten en drinken. Hierdoor kreeg hij zijn zout niet meer binnen. De dokter had ons verwittigd dat het dan ‘snel kon gaan’. Op vrijdag plaatste een collega een spuitdrijver zodat de noodzakelijke medicatie onderhuids kon worden toegediend. Zaterdag is papa met pomp en al nog naar het toilet gegaan. Toen hij naar buiten keek, zag je dat het hem deugd deed dat het goed weer was. Dit was volgens mij een van zijn laatste opflakkeringen. Zondagochtend was hij niet meer aanspreekbaar…"



Met zorg
en liefde omringd
Mandy kwam als vaste verpleegkundige bijna dagelijks bij Daniël. Zij herinnert zich ook de muziek in huis: “Ik zie hem nog licht wiegend op de muziek aan de lavabo in de keuken. Je voelde gewoon dat hij met veel liefde omringd werd. Hoe zijn vrouw Monique en de rest van de familie dit aanpakten, ik heb het niet vaak gezien dat dat zo mooi liep.’
Het was een mooie samenwerking, niet alleen met de familie. De huisarts kwam wekelijks langs. We werkten nauw samen met CODA. Nachtzorg werd ingeschakeld om het voor Monique haalbaar te houden. En onze referentieverpleegkundige palliatieve zorg en onze nachtverpleegkundigen gaven waar nodig ondersteuning."
Isabelle: "We hadden als familie ook veel aan CODA. Zij vulden de andere zorgverleners heel goed aan. Toen we ons de vraag stelden of de Haldol afgebouwd mocht worden, stemden zij af met de artsen. Toen papa het zwaar kreeg, regelden zij een psycholoog. Ook Mandy kon er altijd voor advies en ondersteuning terecht."
Thuis
Isabelle: “We regelden liggend vervoer naar huis. ‘Hier gaat het beter zijn,’ was zijn reactie. Die avond aten we samen frietjes aan de tafel in de living. Zo volgden er nog verschillende momenten, samen met mijn zus en mijn ouders. Net zoals vroeger… Momenten die ik nu koester.
Het feit dat hij niet meer in zijn tuin kon werken, deed hem pijn. Hij ging nog eens met de rollator naar zijn serre om daar op zijn knieën onkruid te plukken. Maar dat was te vermoeiend geworden. Later plantten mijn zus Liesbeth en ik, onder zijn toeziend oog, nog prei en aardappelen.
Hij sprak steeds minder. Maakte dat deel uit van zijn ziekteproces of geraakte hij ontmoedigd? Hij was altijd al een piekeraar geweest. Hij begon steeds meer naar muziek te luisteren. Dat ging van Will Tura over Leonard Cohen tot Adele. Muziek was zijn klein geluk. Misschien maakte dat zijn hoofd wat leeg."

Regelen
en afwegen
Isabelle: “Tegelijkertijd komt de verpleegkundige in je naar boven. Wat wil mijn papa nog? Hoe zorgen we voor maximaal comfort? … Hij gaf aan dat hij graag thuis wilde blijven, zo lang dat voor ons haalbaar was. We richtten de living in voor zijn thuiskomst: de zetels maakten plaats voor een ziekenhuisbed en een bed voor mama. Ook zetten we een rollator en een toiletstoel klaar. ‘Daar gaan we toch niet mee beginnen he, met ne “kakpot”?’ Hij had tijd nodig, maar hij draaide relatief snel bij.
Ook moest er thuisverpleging opgestart worden. Er gingen zoveel vragen door mijn hoofd. Ik moest als verpleegkundige die zorg toch op mij nemen, niet? Maar zou ik mijn eigen vader kunnen wassen? Dit kwam zo dichtbij… Was dit ook praktisch haalbaar? Dankzij enkele verhelderende gesprekken met mijn hoofd zorg Sofie en met collega’s uit het ziekenhuis en bij het palliatief netwerk CODA, besliste ik toch om het Wit-Gele Kruis in te schakelen. Hiermee viel er een last van mijn schouders. Ik kon me nu, net als mijn zus, focussen op mijn rol als dochter."


Terug naar af
Isabelle: “In 2020 werd mijn papa succesvol behandeld voor longkanker. Hij was daarna sneller moe en soms wat vergeetachtig, maar het ging goed met hem … Hij kon weer werken in de tuin. Daar kon hij helemaal in opgaan.
Toen hij zich in september 2023 niet lekker voelde, volgden er heel wat onderzoeken: scans van longen en hersenen en een echo van het abdomen. Hierop was niets te zien. Ze stelden enkel een zouttekort vast. Maar na een PET-scan in december volgde de diagnose: er waren uitzaaiingen in zijn bijnier, pancreas en lymfeklieren. Hij moest opnieuw behandeld worden. De weken erna ging hij steeds verder achteruit. Eind maart herinner ik me zijn gebalde vuisten en zijn tranen toen hij nog maar eens naar het ziekenhuis moest.
Toen ze daar vertelden dat de therapie niet aansloeg en ze alle behandelingen gingen stoppen, kwam dat ongemeen hard binnen. De longarts wond er geen doekjes om: hij verwachtte dat het nog maar drie tot vier weken ging duren. Papa stortte in. En wij met hem.’



Verpleegkundige ben je, dag en nacht, overal ter wereld. Dat is net het mooie aan ons beroep. Maar wat als iemand die je graag ziet, ziek wordt? Ben jij dan ook de meest aangewezen persoon om de verpleegkundige zorg op te nemen? Wit-Gele Kruis-verpleegkundigen Isabelle en Mandy vertellen het verhaal van Daniël, de vader van Isabelle. Hoe hij ernstig ziek werd en thuis zorg nodig had. Een verhaal over het recht om, naast verpleegkundige, ook ‘dochter van …’ te zijn.

